Keti Koti belicht ook pijnlijk aandeel Harderwijk in slavernij

Door Harry Schipper – Harderwijkse advocaten, artsen, bestuurders en zelfs burgemeesters hebben tot ver in de negentiende eeuw een bedenkelijke rol gespeeld in de slavernij in vooral Suriname en het Caribisch deel van ons toenmalig Koninkrijk.

Burgemeester Jeroen Joon en voorzitter Diana Codfried van Keti Koti Harderwijk herdenken aankomende zondagmiddag het slavernijverleden, dat zelfs vandaag nog  voelbaar is bij nazaten – óók Harderwijkse – van tot slaaf gemaakten

Joon doet dat tijdens een herdenking over het slavernijverleden  in de tuin van het Stadsmuseum. De herdenking is georganiseerd door het Comité 30 juni-1 juli Harderwijk, ook bekend als Keti Koti Harderwijk. Het is één van de 23 comités die overal in ons land met onder andere herdenkingen aandacht vragen voor ons slavernijverleden en de impact die deze periode nog altijd heeft in onze samenleving. De comités staan met elkaar in verbinding via het NiNsee, het Nationaal Instituut Nederlands Slavernijverleden en Erfenis. Dat organiseert op haar beurt op maandagmiddag 1 juli voor de 22-ste keer de Nationale Herdenking Nederlands Slavernijverleden bij het slavernijmonument in het Amsterdamse Oosterpark.

Bij alle herdenkingen wordt stilgestaan bij de pijnlijke geschiedenis van het trans-Atlantische slavernijverleden. De slavernij daar werd officieel per 1 juli 1863 afgeschaft, al moesten de vrijgemaakte slaven daarna nog tien jaar lang, dus tot 1873, verplicht doorwerken op de plantages waar ze tot dan toe als slaaf hadden gewerkt.  Dit jaar markeert 1 juli het officiële einde van het Herdenkingsjaar, 160 jaar wettelijke afschaffing van de slavernij.

Steeds meer gemeenten in Nederland onderzoeken hun eigen verleden met de geschiedenis van de trans-Atlantische slavernij en besteden er aandacht aan. In Harderwijk is Diana Codfried al twee jaar actief als voorzitter van het Harderwijkse Comité 30 juni- 1 juli. In die rol dook ze vorig jaar diep de boeken en archieven in. “Ik ontdekt dat mijn voorouders vrijgemaakte slaven zijn. Dat is nu dus precies 160 jaar geleden”, vertelt zij. “Eén van de Codfrieds, ene Albert, werkte als slager op plantage Peperpot”.

Diana Codfried weet inmiddels heel veel over dat slavernijverleden, dat begon in Afrika, waar mensen werden gevangen genomen en verkocht aan vooral Hollanders die ze onder erbarmelijke omstandigheden verscheepten naar de plantages in Suriname. “Slavenhandel bleek een enorm goed verdienmodel. En dus werd Nederland en dus ook Harderwijk daarvan héél rijk”.

“In die tijd wist iedereen wat er gebeurde. Al onze voorouders wisten er dus ook van”, weet Codfried. Moeiteloos somt ze een rijtje – veelal vooraanstaande – Harderwijkse families op die destijds slaven hielden op hun overzeese plantages. Namen als Westerveld, Van der Graaff, van Essen tot Hel, Willem de Meester, Jan Bavius de Vries en zijn zoon Johannes Cornelis Francois de Vries, Steenberg en Klein bekleden vooraanstaande posities binnen de Harderwijkse samenleving. Sommigen zelfs als burgemeester, zoals Jan Bavius de Vries, die het ambt bekleedde tussen 1773 tot 1778 en naar wie de Friesegracht en de Frisialaan zijn vernoemd. Hij bezat in Suriname meerdere plantages en bezat vele tientallen slaven die daar zwaar lichamelijk werk moesten verrichten en vaak wreed werden behandeld.

Diana Codfried hoopt dat de herdenkingen overal in land wat kunnen betekenen in de doorwerking van de slavernij in de hedendaagse samenleving. “Mijn voorouders zijn tot slaven gemaakt en waren vanuit mijn vaders kant ook plantage-eigenaren. Zoals ik hier zit, heb ik geen schuldgevoel en evenmin voel ik mij slachtoffer. Maar tot op de dag van vandaag zie ik wel dat de slavernij van toen doorwerkt  en daar kunnen we wel wat aan doen. Veel mensen met Afrikaanse roots ondervinden nog altijd achterstelling. Ik heb het zelf niet ervaren, mogelijk vanwege mijn lichte huidskleur”. Dat kleurtje komt omdat ze naast genen van haar Surinaamse vader ook die van haar Nederlandse moeder heeft.

“Maar”, zo vervolgt ze, “in mijn familie zie ik wel gevolgen. In het onderwijs bijvoorbeeld, krijgen kinderen van kleur vaak een lager schooladvies dan gemiddeld. Vroeger werd ook alom gedacht dat iemand van kleur dom was en lui. Dat zit nog steeds diep in het Nederlands gedachtengoed geworteld. Het meest recente voorbeeld daarvan is de toeslagenaffaire. Dat heeft absoluut te maken met discriminatie”.
Codfried hoort ook ‘dat mensen de straat oversteken als iemand van kleur hen tegemoet komt lopen’. “En er wordt ook nog altijd ‘hé zwarte’ of ‘roetmop’ op straat nageroepen. Dat kan maken dat mensen met kleur meer binnenblijven, zeker in de Sinterklaastijd”.

Keti Koti bestaat in Harderwijk nu anderhalf jaar. In die tijd is de belangstelling voor ons eigen slavernijverleden gegroeid, zo constateert Codfried tevreden. “Meer mensen komen nu luisteren naar onze lezingen en willen de verhalen van de andere kant horen en daarover ook in gesprek gaan, merk ik”. In die tussenliggende tijd zijn nieuwe verhalen ontdekt en beschreven over de relatie tussen Harderwijk en haar slaafverleden. Bekend is dat er negen mensen als slaaf of vrijgemaakt slaaf verscheept zijn naar Harderwijk. Daarvan zijn hier ook nazaten. De bedovergrootvader van  mijn ouders was ook een vrijgemaakt slaaf. Dus het is allemaal ook niet eens zo heel lang geleden”. Volgende maand, op de zaterdagen 6 en 13 juli geven stadsgidsen van Rondeel tijdens hun rondleidingen (die eindigen bij het Stadsmuseum) extra aandacht aan de relatie tussen de stad en het slavernijverleden.

Na  afloop van de herdenking in de tuin van het Stadsmuseum, die deze zondag om 11.30 uur begint (inloop vanaf 11.15 uur) en waar behalve de burgemeester ook spoken word artiest Chanty Louis voordraagt, volgt om 12.10 uur een kranslegging. Daarna, om 12.30 uur is in het Stadsmuseum de officiële opening van een tentoonstelling met aandacht voor het slavernijverleden, met natuurlijk een extra accent op de relatie tussen slavernij en Harderwijk. “Een relatie die verder gaat dan menigeen vermoedt: wist je bijvoorbeeld dat er veel Harderwijkse bokking werd verkocht aan Suriname? Dus die Harderwijkse vissers verdienden er ook aan…”

Tijdens de tentoonstelling in het Stadsmuseum is daar ook de preview te zien van ‘Harderwijk en slavernij’. Deze korte documentaire is gemaakt door de Harderwijkse filmmaakster Joke Zandstra en is de hele maand juli nog te aanschouwen.