‘Gym moet voor alle leerlingen leuk zijn’

Jan-Jurriën Hop (Meneer Hop voor velen) werkt alweer 3,5 jaar als gymleraar op het Morgen college. Hij voetbalt al sinds zijn vijfde. De laatste vier seizoenen in het eerste van VVOG. Dat team speelt in de derde divisie. 

Voor Jan-Jurriën is het een hobby, maar wel een waar hij veel voor laat.

“Ik ben amateur, maar leef als een prof en dat doe ik eigenlijk al heel lang. Zo kan ik ’s zomers best op vakantie, maar wil ik wel voor 25 juli terug zijn, want dan begint het seizoen en een wintersportvakantie kan alleen tijdens de kerst.” Zelfs zijn eigen bruiloft is gepland om al het gevoetbal heen.

“Met het echte spelen ben ik zo’n acht uur in de week druk. Drie trainingen per week à twee uur en dan een wedstrijd op de zaterdag. Maar al met al, ben ik denk ik bijna vijftien uur met voetbal bezig.”
 
Als voetballer is Hop ambitieus, “ik ben pas 27 en een laatbloeier, dus ik hoop nog jaren op dit niveau te kunnen spelen”, maar als sportdocent is hij nog ambitieuzer. “Dit is mijn baan, hier heb ik voor geleerd, voor gekozen. Dit is wat ik wil doen.” Het contact met de leerlingen, hun eerlijkheid, het tegengas, hij geniet er van. “Toen ik tijdens mijn studie stage liep op een Vmbo-school, wist ik dat ik daar later wilde werken. De directe omgang bevalt me, ik houd wel van een beetje weerstand soms.” Dat hij zelf op hoog niveau sport, is volgens Hop een meerwaarde, hij wordt er een betere docent van.

“Ik stimuleer niet alleen een levensstijl, ik heb die zelf ook.

Morgen College
Hop werkt alweer 3.5 jaar op het Morgen College. Veel van zijn leerlingen voetballen ook bij VVOG. “Zaterdag hoor ik ze regelmatig langs de lijn roepen: ‘Hoppie, meneer Hop.’ Op maandag moet ik er aan geloven, dan houden we een nabespreking en moet ik best incasseren. Ook van de dames hoor.” Of hij veel voetballessen heeft? “Nee, niet meer dan andere docenten. We hebben natuurlijk een lesprogramma te volgen. Daarnaast maak je misschien zeventig procent van de leerlingen blij met veel voetbal, maar die andere dertig procent helemaal niet. Er moet afwisseling zijn. Ik heb wel een tijdje voetbalclass gegeven aan leerlingen die daar helemaal voor wilden gaan, maar dat liep stuk op tijdsinvestering voor de leerlingen. Die hadden zelf natuurlijk ook twee avonden in de week training en op zaterdag wedstrijden.” Nu geeft hij nog steeds voetbaltraining aan leerlingen, maar dan als onderdeel van het reguliere lesprogramma en aan leerlingen van de sportclass.
 

Wat hij het leukst en tegelijkertijd het moeilijkst vindt aan zijn baan als gymdocent is de leerlingen motiveren.

“Dat is natuurlijk een struggle die iedere leraar heeft, maar in ons vak hebben we alle ‘niveaus’ door elkaar. Wij hebben daarin geen verschil tussen basis/kader- en TL leerlingen.” Hop geeft aan een zwak te hebben voor de zwakkere beweger. “Ik heb liever dat iedereen het wat gemakkelijker kan doen en dat ik dan differentieer aan de bovenkant, meer uitdaging geef aan de kinderen die dat nodig hebben. Zo is gym voor iedereen leuk.” Met zijn LO2 klassen, “zij hebben gym gekozen als examenvak”, gaat hij grotere uitdagingen aan. “Zij worden ook zwaarder getoetst.”
 
Geen regels, maar afspraken
Hop vindt het soms lastig dat hij in zijn vak cijfers moet geven. “Het is namelijk niet eerlijk om alleen op het aspect vaardigheid te beoordelen. Dat is alleen fair voor de middenmoot.

Ik kijk veel liever naar het leerproces.

Doen ze hun best, gaan ze vooruit?” Hij zou graag de manier van beoordelen willen veranderen. “Nu geven we cijfers, die ook mee wegen in wel of niet overgaan aan het einde van het jaar. Ik wil eigenlijk naar een volgsysteem, waarin ze op individuele momenten getoetst worden. Via een soort app, waarin ze dan zelf hun tempo bepalen. Ik geloof echt dat we dan pas recht doen aan de verschillen van de leerlingen.”
 
Waarin hij anders is dan zijn collega’s? “Ik stel weinig regels, ik maak liever afspraken. Na het verbreken van een regel, volgt namelijk automatisch een straf en daar ben ik niet zo van. Ik ga liever het gesprek aan en wil vanuit de relatie met de leerling werken. Soms ben ik daar heel druk mee, maar dat is een keuze en daar sta ik helemaal achter.”