In de knop gebroken: Over het lot van de Joodse kinderen Eva en Bram Beem

Harderwijk Herdenkt 75 jaar Vrijheid. Samen herdenken, beseffen, beleven en vieren. Elke dag publiceren wij een artikel uit de speciale uitgave van de historische vereniging Herderewich.

“Hoe gaat het met jullie? Het is hier enig en we hebben zo’n leuk huis en dat huisje heeft een naam. Raad eens hoe dat heet: het heet Vredestein en op het hekje staat ook Vredestein. We hebben een hele grote tuin met allemaal bomen. Het is precies een bos.”

Zo begint de brief die het Joodse meisje Eva Beem in november 1942 aan haar ouders in Leeuwarden schrijft. Haar ouders zijn Hartog Beem en Retje Kannewasser, die op dat moment zijn ondergedoken bij vrienden. Omdat het om een klein kamertje gaat vinden Hartog en Retje het niet verantwoord om hun kinderen Bram (8) en Eva (10) bij zich te houden. Hartog is geboren en getogen in Harderwijk, kent de omgeving goed en de kinderen gaan naar bekenden in Ermelo.  “Kinderen horen in de frisse lucht en in de bossen. Het is echt vertrouwd”, zo zegt Retje tegen een vriendin.

Maar ‘Vredestein’ is een misleidende naam. Want voor Joodse Nederlanders is het eind 1942 nergens meer vredig en veilig in Nederland. Ook op de Noord-Veluwe begint bij de Joodse gemeenschappen in Harderwijk, Elburg en Nijkerk de ernst van de situatie door te dringen. Sommige Joodse families zien het gevaar op tijd en duiken onder. Maar niet iedereen heeft die keuze. Vaak moeten Joden geld betalen voor hun onderduikadres; niet elke Jood heeft dat geld. Veel Joden worden opgepakt en op transport gezet naar Westerbork. 

Bram en Eva komen in november 1942 in ermelo aan. Zij krijgen daar de schuilnamen Jan en Lini de Witt en zijn zogenaamd evacués uit het westen, iets wat veel voorkwam op de Veluwe. De kinderen vinden een warm thuis bij het echtpaar Herman Hillebrandt en Marianne Kielstra. Het echtpaar woont aan de Wilhelminalaan. Janke Kielstra, de moeder van Marianne en een oud-collega van Hartog Beem, woont ook in het huis. Elke week schrijven de kinderen brieven aan hun ouders in Leeuwarden. Om de duitsers te misleiden worden de ouders oom en tante genoemd. 

Hartog en Retje lezen de brieven van hun kinderen en laten ze daarna door een kier in de houten vloer verdwijnen. Als de duitsers hen op hun onderduikadres ontdekken, mag het niet zo zijn dat ze ook de kinderen vinden op basis van die brieven. Zelf kunnen ze niet meer bij de ruimte onder de vloer. de brieven liggen er veilig.

In Ermelo worden Bram en Eva eerst thuis onderwezen, maar in september 1943 besluiten Herman en Marianne dat de kinderen best naar een reguliere school kunnen. Dat wordt de openbare school, geleid door meester Gerrit Poolen. Tegelijkertijd gaat Janke Kielstra, zelf oud-docente, les geven op school. Ongetwijfeld om de kinderen Beem in de gaten te houden. Eigenlijk leiden de kinderen Beem een heel gewoon leven. Ze doen gewoon boodschappen in het dorp, ze zitten allebei op gymnastiekles. Eva volgt daarnaast vioolles, Bram werkt graag in de tuin.

Eva mag Janke helpen als schoolhoofd Poolen elders verplichtingen heeft. “Ik heb taalwerk nagekeken”, schrijft een opgetogen Eva in september van dat jaar, “toen mocht ik ook een cijfer op schrijven geven. Ik heb ook meegeholpen het tekenwerk uit te delen. Ik vond het jammer toen die drie dagen om waren. Misschien gebeurt het nog wel eens. Ik hoop tenminste van wel, dat ik nog eens voor onderwijzeresje mag spelen.” Zover zou het niet komen. In februari 1944 worden de kinderen verraden. midden in de nacht kloppen vier mannen aan de deur. Janke doet open. Zij ontkent dat ze onderdak verleent aan Joodse kinderen. maar één van de indringers trekt de broek van Bram naar beneden, ziet dat het jongetje besneden is en daarmee is het lot van Bram en Eva bezegeld. Ze worden meegenomen en overgebracht naar doorgangskamp Westerbork.

Ook toen ze in Westerbork aankwamen hadden Bram en Eva nog geen besef van hun werkelijke situatie. Eva schrijft in een brief met het censuurstempel 4 maart aan haar pleegouders het volgende: “Ik weet niet of Bram al geschreven heeft dat we hier familie hebben, maar we hebben hier een neef en een nicht! Die nicht heb ik pas leren kennen. Ze heet Nannie. Een leuke naam hè? U zei dat u de schoenen zou sturen. Zou u dan ook mijn stofkam en mijn kleren die ik heb laten hangen en mijn strikken willen sturen? Ik heb nog vergeten te vragen van mijn bril. Als het kan wilt u hem dan sturen?”

Hartog en Retje Beem worden niet direct over het lot van hun kinderen geïnformeerd. De vrienden die hen verborgen hielden vinden het zeer moeilijk om te vertellen. maar de kans dat de duitsers op het spoor komen van de ouders van Bram en Eva is te groot. Hartog en Retje moeten naar een nieuw adres. dat gebeurt ook, ze gaan naar Joure. De werkelijke reden van hun verhuizing wordt hen pas na de bevrijding verteld. Op 3 maart 1944 worden Eva en Bram -op dat moment 11 en 9 jaar oud- vanuit Westerbork op transport gesteld. en net als hun neef en nicht en tientallen andere familieleden worden ze, ver van huis, op 6 maart in Auschwitz vermoord. 

Na de oorlog blijkt dat veruit de meeste Joodse bewoners van de Noord-Veluwe om het leven zijn gebracht. De Joodse gemeenschappen in Harderwijk, Nijkerk en Elburg houden op te bestaan. In Harderwijk en Elburg blijft de synagoge als gebouw behouden. In Nijkerk is de synagoge afgebroken, op die plek staat nu een schoenenzaak. Het zijn vooral de begraafplaatsen die nog herinneren aan de bloeiende Joodse gemeenschappen. In Elburg is de begraafplaats op een van de bolwerken van de vesting te vinden, in Nijkerk zijn de twee Joodse begraafplaatsen in de stad geruimd en de menselijke resten overgebracht naar een plek langs de Oude Amersfoortseweg, getiteld de Korte Dood. In Harderwijk ligt de begraafplaats Beth Chaim (Huis des Levens) in wijk Tweelingstad, door bomen aan het zicht onttrokken.

Artikel: Jan Ruijne