Ik ga op reis en neem mee (Column)

Ik ging op vakantie en vergat mijn telefoon. De oplader had ik keurig in de koffer gedaan, maar mijn mobiel zat nog in de zak van mijn ochtendjas. Toen we al een uur onderweg waren, net voorbij Eindhoven, wilde ik een appje sturen. Ik zocht in de tas, maar voelde de geruststellende platte vorm van mijn Samsung niet. 

‘Die zal ik dan wel in een andere tas hebben gedaan’, dacht ik nog.

Een paar uur verder (inmiddels bij Luxemburg) bleek het apparaatje in geen van de ingepakte tassen te zitten. Even terug naar huis, met twee kids van 3 en 1,5 op de achterbank? Ammehoela. Dan maar even niet bereikbaar. Zeg ik niet bereikbaar? Manlief is vergroeid met zijn telefoon, wie mij nodig had, belde hem maar.

Via Facebook liet ik aan het gros van mijn posse weten dat ik mijn mobiel vergeten was en de twee daarop volgende weken heb ik dat ding niet gemist. Sterker nog, ik was blij dat ik ‘m vergeten was. Die constante neiging om je beeldscherm aan te zetten en naar je icoontjes te staren. Kijken of iemand nog iets (on)belangrijks gezegd heeft. Instagram checken, koppies kijken, overal een foto of filmpje van willen maken, Facebook-updates en o gruwel, mail bijhouden.

Pas zonder telefoon, zag ik hoe vaak ik ‘m pakte.

Zo wat dat je even niet weet hoe laat het is. Of wat het weer in Harderwijk doet. Ik vond het fijn om eens twee weken niet live te missen wat mijn kinderen deden, omdat ik het zo nodig op film moest hebben.  Ze doen het heus nog wel een keer. Ik hoop dat ik, eenmaal weer thuis, een beetje uit Frankrijk mee neem. Niet het weer, dat was daar ook ruk, maar wel het relaxte. Gewoon, even je telefoon uitzetten. Of verstoppen. Of ergens laten liggen. Doen hoor!