Alle stamcellen verzamelen (column)

Ik heb me een paar uur geleden aangemeld als stamceldonor. Nooit gedacht dat ik dat zou doen en ik heb heus wel vijf minuten getwijfeld. Ik ga namelijk al van het padje als ik een halve liter bloed heb gedoneerd. 

De laatste keer dat ik in zo’n gemakkelijke Sanquinstoel zat, is dan ook al ruim vier jaar geleden. Ze hebben me geadviseerd het maar niet meer te doen, omdat ik door de hele aanmeldprocedure meer kost, dan ik uiteindelijk aan bloed oplever.

Als ik bij de poli zit en ze moeten drie buisjes vol hebben, kijk ik tijdens de hele ‘operatie’, me suf knijpend in het stressballetje, stug naar mijn andere arm. Tijdens mijn bevallingen waren de weeën naar, maar het infuus dat tussendoor nog even moest worden ingeprikt, maakte me aan het huilen.

En nu heb ik me, vrijwillig, aangemeld als stamceldonor. Als er een match is, lig ik zes uur lang, met een infuus in beide armen (waar moet ik naar kijken?!) op een ziekenhuisbed. En toch hoop ik uit de grond van mijn hart dat er wel zes matches komen. Dat ik helemaal lekgeprikt word. Al is die kans klein. Soms worden donoren binnen drie maanden opgeroepen, soms duurt het drie jaar, soms vijftien jaar en soms helemaal nooit.

Want de kans dat jouw stamcellen matchen met die van een leukemiepatiënt ergens in Brabant, Den Helder of uit je eigen straat, is heel klein. En juist daarom is het zo belangrijk dat de groep stamceldonoren zo groot mogelijk wordt. Want stel dat jouw stamcellen een leven kunnen redden en dat weet je niet, omdat je niet bent aangemeld. Zonde toch?

Petronella Polinder